Gedurende de maand juni ging de aandacht van financiële markten weer voornamelijk uit naar inflatiecijfers. Deze cijfers gaven een gemengd beeld wat betreft regio’s, maar ook naar type. Zo liep de ‘normale’ inflatie wat terug, maar liep de ‘kerninflatie’ (inflatie minus cyclische elementen als voedsel en energie) juist wat op. Hoe centrale banken daar op zullen reageren blijft de vraag. Als reactie zagen we in ieder geval dat de korte rente iets opliep en de lange rente iets daalde. De overige markten waren positief gestemd met dalende spreads en sterk positieve rendementen op aandelenmarkten. De grondstoffenindex noteerde iets lager in de breedte, maar de aan de Oekraïne-oorlog gekoppelde grondstoffen (bijv. olie, gas en graan) waren daar een uitzondering op. De euro steeg in koers ten opzichte van de meeste valuta.
Aandelen
Juni was een goede maand voor aandelen met een rendement van 3,4% voor de MSCI All Countries World Index steeg (in euro gemeten). Opkomende markten (+1,4%) deden het beduidend minder goed dan ontwikkelde markten (+3,6%). Binnen ontwikkelde markten was de beste uitslag voor Noord-Amerika (+4,2%), gevolgd door Japan (+3,1%), Europa (2,4%) en Pacific exclusief Japan (1,9%). Binnen opkomende markten was de spreiding aanzienlijk groter. Azië haalde nog net een positief rendement van 0,4%, maar Latijns-Amerika dikte maar liefst met 9,5% aan. In juni waren IT en luxe consumentengoederen de best presterende sectoren en bleven de nuts- en telecomsector achter. ‘Groei’ en ‘waarde’ ontliepen elkaar niet veel.
Obligaties
De rente trok in juni in de VS wat meer aan dan in Europa. De Duitse 10-jaarsrente steeg met 0,11% tot 2,39%, iets meer dan de Nederlandse 10-jaarsrente (0,09% naar 2,74%). In de VS steeg de 10-jaarsrente echter met 0,19% naar 3,84%. Beleggers waren bereid meer risico te nemen; de risicopremies namen aanzienlijk af de afgelopen maand. De opslag voor minder risicovolle bedrijfsobligaties daalde met 0,08% tot 1,61%. Bij meer risicovolle bedrijfsobligaties was die daling veel sterker (-0,61% tot 4,49%), ook meer dan bij staatsobligaties van opkomende markten (-0,45% tot 4,32)%.