Na een onrustige maand maart keerde in april de rust weer terug op de financiële markten. De geplaagde bankensector in de Verenigde Staten kende alleen aan het eind van de maand nog een kleine oprisping nadat First Republic de cijfers bekend maakte over het eerste kwartaal. Hieruit bleek dat het spaartegoed met meer dan 100 miljard dollar was afgenomen. Beleggers waren even ongerust en vluchtten tijdelijk naar veilige staatsobligaties. Toch zagen we dat de volatiliteit (de mate waarin koersen op en neer bewegen) terugliep in april; zo noteerde de VIX-index (volatiliteitsindicator voor aandelen) bijvoorbeeld 15,8 (eind maart: 18,7). Ook op het gebied van inflatie en rente waren de uitslagen beperkt.
Aandelen
De MSCI All Countries World Index daalde (in euro gemeten) in april licht met 0,2%. Binnen deze index deden opkomende markten het niet zo goed met een min van 2,7%; ontwikkelde markten (+0,1%) bleven dichter bij huis. Van de ontwikkelde markten was Pacific exclusief Japan (-1,4%) weer de dissonant en had Europa juist het hoogste rendement (+2,5%).
Bij de opkomende markten waren het de EMEA-regio (+2,3%) en Latijns-Amerika (+1,1%) die niet konden voorkomen dat andere regio’s (met name Azië: -3,9%) de brede index in het rood trokken.
Energie was de best presterende sector; luxe consumenten goederen en IT zaten in de achterhoede. Qua stijl zagen we dat ‘groei’ en ‘waarde’ elkaar niet veel ontliepen.
Obligaties
De beperkte bewegingen op de rentemarkt uitte zich onder andere door een lichte stijging voor Duitse 10-jaarsrente (met 0,02% tot 2,31%). Ook voor de Nederlandse 10-jaarsrente was de uitslag beperkt (0,05% hoger naar 2,69%). In de VS was er juist een kleine daling zichtbaar voor de 10-jaarsrente (-0,05% naar 3,41%). Ook de risicopremies bewogen amper in april. De opslag voor minder risicovolle bedrijfsobligaties daalde met 0,07% tot 1,61%. Meer risicovolle bedrijfsobligaties waren nagenoeg gelijk (-0,01% tot 5,00%), net als staatsobligaties voor opkomende markten (-0,01% tot 4,83)%.